De mens heeft geen einde? Dan is ‘ie dus een onsterfelijk wezen.
Door al het voorwerk wat we gedaan hebben, kunnen we dit zo stellen. We werken dit nog wat verder uit, natuurlijk, op dezelfde manier als de eerdere hoofdstukken, wie/wat houdt ons tegen?
In hoofdstuk 15 is het beeld van een zender/radio beschreven als metafoor voor de samenwerking van de ziel met het lichaam: de radio brengt het geluid van de zender in de wereld. Zonder radio lukt dat niet.
En dat is nou precies het punt waar het om draait: want stel dat die radio het begeeft, of als de batterijen leeg zijn? Wat gebeurt er dan?
Logisch: dan wordt het stil in deze wereld: het geluid valt weg, de zender is ‘verdwenen‘. Ja, dat kennen we uit ervaring.
Maar goed beschouwd is die zender helemaal niet weg, hij komt alleen niet meer dóór. Want die zender zélf wordt natuurlijk totaal niet beïnvloed door ‘de dood van de radio’. De radiozender blijft, ‘ergens achter de horizon’, 100% intact en actief!
(Denk aan het zenderpark in Lopik, Smilde of Hulsberg: dat gaat echt niet plat als bij u thuis de batterijen op zijn.)
Op diezelfde manier gezien heeft bij mensen het begrip dood alléén betekenis ten aanzien van het lichaam. Dat lichaam zal zeker ooit ‘opraken’, als de lichamelijke levenskracht niet meer functioneert. Daarna en daardoor zal ons lichaam verdwijnen – of beter gezegd: weer uiteenvallen in de losse elementen waaruit het was opgebouwd. Alle materiële vormen zijn bouwsels en hebben dus hun eind, weten we. En dat is wat we ‘dood’ noemen: het niet meer functioneren van het lichaam, en dáárvan nemen we afscheid bij de begrafenis.
En inderdaad: we ‘verdwijnen’ dan uit de wereld.
Maar onze ziel wordt NIET aangetast door de dood van het lichaam. Kán daardoor niet worden aangetast, omdat ‘ie er niet ín zit, en er geen deel van is, hebben we gezien.
We kunnen dit ook vergelijken met een vogel in een kooi: als de kooi uiteenvalt, is de vogel vrij. Denk ook aan het voorbeeld van de zon in de spiegel (in hoofdstuk 15).
Nog anders gezegd: de ziel kan eenvoudig niet ‘doodgaan’, omdat die ziel: niet-materieel van aard is. Dat hebben we eerder al afgeleid uit al die unieke niet-stoffelijke menseigenschappen, die buiten het materiële gebied vallen. De ziel is niet opgebouwd uit elementen (anders zouden we die ziel fysiek ook waarnemen) en kan daarom niet vervallen en verdwijnen, en is daardoor onsterfelijk.
Nou,…
Laten we ons realiseren dat het begrip ‘onsterfelijk’ voor ons in de praktijk van alledag, zonder meer moeilijk te plaatsen is: in onze waarnemingswereld (wat we met onze zintuigen ervaren) bestaat dat begrip ook niet: we komen dit nergens tegen. We ‘zien’ immers dat àlle dingen vergaan, doodgaan en uiteenvallen: dat is nu eenmaal de materiële wereld.
We zullen daarom bereid moeten zijn om, via ons verstand, ons denkraam wijder te maken dan alleen die uiterlijke zintuigwereld waarin we ons bewegen. Die zintuigwereld is gewoon te krap om ons eigen wezen, als mens, te leren kennen: wij passen er gewoon niet in, hebben we eerder gezien, op grond van verstandelijke argumenten.
“Pas als je het weet ga je het zien”, en andersom! Dat is hier ook zeker van toepassing. In ‘de wetenschap’ (natuurkunde) heet het: je kunt pas iets begrijpen als je het referentiekader ervan begrijpt. Anders gezegd: je moet ‘het’ kunnen pláátsen. Het losse woord ‘onsterfelijk’ – net als het woord relativiteit, of materie – zegt niks, zolang we niet weten in welk verband dat thuis hoort.
Vandaar eigenlijk ook deze blog: die geeft het kader waarin wijzelf als mens helder in beeld komen.
Dat is net als met ‘denken in bouwstenen’, en ‘denken in niveaus’, dat we eerder zijn tegengekomen. Als we oppervlakkig naar de wereld kijken zien we er niks van!
[Bent u inmiddels al zover dat u in een huis, of een boom of een appel, of een vogel, of zelfs een glas water, een bouwpakket herkent: een samenstelling van elementen (atomen)? Dat is een leuke oefening, vooral als je daarna op diezelfde manier na je eigen lichaam kijkt.]
Terug naar de ziel: mensen zijn niet ‘hun buitenkant’.
Mensen zijn alleen door hun lichaam, dus tijdelijk, een deel van deze materiële wereld. Maar mensen zijn hun lichaam niet.
Mensen zijn hun ziel en zijn dus: onsterfelijk!
Verder maar weer, we komen in de buurt van een afronding van dit boek/verhaal.