Ja, wat is eigenlijk leven?
We zijn gewend om de minerale wereld, die van ‘de sterren en de stenen’ als niet-levend te zien. En met ‘leven’ worden over het algemeen organismen aangeduid met een zekere ‘eigen vorm’ en die kunnen groeien en zich kunnen voortplanten.
We zien in de wereld drie verschillende niveaus van leven: planten, dieren en mensen.
In het lopende biologische onderzoek wordt steeds meer bekend over de structuur van levende organismen in deze drie levensvormen, over cellen en DNA als ‘informatiedrager’.
Toch blijven we met dit onderzoek ‘aan de buitenkant’ van het leven: we kunnen wel waarnemen hoe een levensvorm is opgebouwd en functioneert, maar niet waaròm dat zo is, d.w.z. waarom er uit bepaalde combinaties van elementen leven blijkt te verschijnen.
We doen daarbij meestal alsof dat vanzelfsprekend is – maar dat is het niet! Het zou ons toch ook verbazen als onze zelfgebouwde LEGO-brandweerauto ‘vanzelf’ tot léven zou komen en, met sirene en al, de kamer uit zou rijden? Waarom verbazen we ons dan niet over een levende roos?
Nogmaals: de bouwstenen (elementen) zijn steeds uit dezelfde grote voorraad afkomstig die op de Aarde aanwezig is. Eén van de elementen die we altijd weer in leven aantreffen is: koolstof. En inderdaad is ieder koolstofatoom (koolstof-bouwsteentje) in een willekeurig levend wezen, precies gelijk aan elk ander koolstofatoom – of dat nu in de lucht (in CO2) zit, of in een stuk steenkool, of in een plant of in een dier, of in het lichaam van een mens. Ja, misschien zit er in een houten lepel in uw keuken wel een koolstofatoom, dat ooit eens in het lichaam van een Egyptische farao heeft gezeten! Da’s heel goed mogelijk.
Wát er nu precies uit een samengaan van elementen tevoorschijn komt ligt blijkbaar aan de precieze combinatie, aan het bouwplan. Dat geldt ook voor de levenskracht!
Wonderlijk, niet? Maar niemand kan levende planten, dieren of mensen maken uit losse elementen; het leven, de levenskracht, wordt – zo blijkt – alleen via voortplanting, dóórgegeven aan de nieuwe generaties.
Voor ons verhaal is dít van belang: ook leven is een eigenschap, in planten, dieren en mensen, die uit combinaties van elementen ‘vrijkomt’: alle leven ontstaat uit en in de minerale wereld.
Dat moet wel zo zijn, want als deze levende ‘bouwsels’ uit elkaar vallen in de losse elementen, dan is niet alleen de vorm maar ook het leven wat erin zat, spoorloos en restloos verdwenen.
Anders gezegd: het ontstaan van leven kan worden gezien als een kracht, een vermogen dat verborgen zit in de elementen, net zoals zwaartekracht of licht: geen mens (!) weet precies hoe en waarom, maar het ìs er gewoon in zo’n bouwpakket, àls het bouwplan maar klopt.
Is dat geen fascinerende conclusie? Dat het leven in deze wereld verschijnt, dankzij de elementen?
En we zullen in de volgende hoofdstukken zien dat naarmate de materiële bouwsels steeds complexer worden – in de volgorde: planten, dieren, menselijk lichaam – dat ook de levenskracht die daarin verschijnt, steeds maar complexer wordt, steeds meer en vrijer van aard wordt. Met andere woorden: door meer ingewikkelde bouwsels komen steeds meer ingewikkelde levenskrachten vrij!
Op die manier gezien zullen we er aan moeten wennen dat de materiële wereld van bestaan – de wereld der elementen – veel meer zin en inhoud heeft, veel dieper gaat dan alleen maar vorm en massa! Wat zit daarin nog meer verborgen?
Vanuit het periodiek systeem der elementen (hoofdstuk 3) zijn ‘alleen maar’ chemische eigenschappen – tot op zekere hoogte – te voorspellen, en zo werden de elementen meestal voorgesteld als verschillende soorten ‘bakstenen’ waarmee wetenschap en industrieën vervolgens aan de slag konden gaan. En zo hebben we bijvoorbeeld plastic, roestvast staal, transistors en kerncentrales kunnen maken. Zo wordt dat geleerd in onze scholen en universiteiten.
Maar daar is mij nooit gezegd dat diezelfde elementen, in héél speciale combinaties, ook de dragers van leven kunnen zijn, met al die uiterst complexe eigenschappen die in een plant, een dier en in een menselijk lichaam vrijkomen. Maar áls je het eenmaal ziet: tja, hoe hebben we daar gewoon over heen kunnen kijken?
Hoofdstuk 1 begint met de vraag: “Ja, in wat voor wereld leven we eigenlijk?” Nou, die wereld begint nu toch ineens heel wat geheimzinniger, verbazingwekkender en dieper te worden, dan zoals we alleen aan de buitenkant ervaren.
In het volgende hoofdstuk gaan we het plantenleven nader onderzoeken, de laagste vorm van leven (of beter: eerste in de rij!).