In hoofdstuk 7 kwamen we tot de conclusie dat zo goed als alle dierengedrag zeker ook in de mensenwereld zichtbaar is. Is dat niet teleurstellend? Wat maakt de mens dan toch bijzonder?
Maar goed beschouwd hebben we alleen nog maar één kant van de mens bekeken: onze lichamelijke kant. En in lichamelijk opzicht zijn mens en dier (en plant) inderdaad elkaars partners:
als we de zoogdieren als vergelijkingsbasis nemen zien we dat mensen zowat dezelfde opbouw van het lichaam hebben, dezelfde zintuigen, en veel van dezelfde ingeboren en aangeleerde gedragingen en instincten van een dier. In hoofdstuk 7 zijn een aantal daarvan besproken.
Maar de mens heeft veel méér eigenschappen, van een heel andere kwaliteit, die hier ver boven uit steken. En daar zijn we toch naar op zoek, voor dit verhaal?
Ja, behalve de materiële eigenschappen van zijn lichaam, zien we al snel: de mens bezit unieke eigenschappen van een totaal andere orde. Voorbeelden zijn:
* verstand (denken, begrijpen, voorstellen, geheugen, koppeling met de zintuigen)
* bewustzijn (‘ik’ ben (een) ‘ik’)
* persoonlijkheid (wíe ben ik / wàt ben ik eigenlijk voor een mens?)
* innerlijk gevoelsleven
* spiritualiteit (ontwikkeling van de geestelijke vermogens)
* vrijheid van keuze (iets wel doen / niet doen)
* tijdsbesef (als enige wezen weet de mens dat het ‘morgen’ wordt!)
en heel veel andere kwaliteiten, waarmee wij mensen (als enige vorm van bestaan – we hebben het er nog over!) kunnen:
denken, fantaseren, begrijpen, een beeld van iets vormen, dingen overpeinzen, iets uitvinden, ontdekken, ontwerpen, besluiten iets wel of niet te doen, of iets uitstellen tot later, een ideaal nastreven, mediteren, overleggen, genieten, ons gelukkig voelen, bijdragen, bidden, plannen, vergeven, liefhebben, dankbaar zijn, troosten, waarderen, bemoedigen, lezen, leren, schrijven, spreken, beredeneren, studeren, zingen, lachen, ‘aan kunst doen’, enz, ….
…en onze morele karaktereigenschappen ontwikkelen zoals eerlijkheid, rechtvaardigheid, naastenliefde, medelijden, hulpvaardigheid, betrouwbaarheid, verdraagzaamheid, alleen het goede in de mens te willen zien, liefde voor de mensheid, enz., enz.
Leest u dit bovenstaande (niet complete!) lijstje gerust nog eens door; zie hoe die eigenschappen in uzelf en in alle mensen – in verschillende mate – bestaan, en waardoor u uzelf en anderen als mens herkent.
En als het op deze manier wordt uitgeschreven, is het dan niet glashelder dat wij mensen volstrekt onmogelijk zijn in te passen in het dierenrijk, om maar te zwijgen van de planten- en minerale wereld?
Maar laten we dit punt toch nog maar wat verder uitdiepen.
Waarom komen deze mens-eigenschappen van hierboven NIET voor in het dierenrijk? En waarom wordt hier gezegd dat dit eigenschappen zijn die niet materieel zijn?
Daarover meer in het volgende hoofdstuk.