In het vorige hoofdstuk hebben we de mens als een dubbel wezen leren kennen: met een lichamelijke en een geestelijke kant. De aanduiding: geestelijke eigenschappen slaat op de typische mens-eigenschappen die niet zijn in te passen in de definitie van materiële (lichamelijke) eigenschappen. Want bijvoorbeeld ons bewustzijn, waardoor wij onszelf beleven als een ‘ik’, en ons verstand, zijn geen tastbare eigenschappen zoals gewicht, lengte, reuk of kleur, en ook geen lichamelijke functies als voortplanting en zintuigen, en evenmin chemische processen of lichaamsproducten van organen als lever, nieren of hersenen. Nee, sterker nog: deze geestelijke eigenschappen komen in de wereld van de natuur niet voor!
Waarom zijn die eigenschappen nu eigenlijk zo anders, zo niet-materieel? Op zijn minst drie argumenten zijn daarover op te voeren:
1) Omdat in al deze geestelijke eigenschappen een element zit van vrijheid, van keuze, van bewuste creativiteit. En een dergelijke vrijheid bestaat niet in de materiële wereld!
Dat hebben we eerder gezien in hoofdstuk 8 ‘Materiële eigenschappen’, met o.a.: …in alle uitbundigheid van het materiële bestaan is er daarin goed beschouwd geen enkele vorm van vrijheid, nergens! Nee, materiële eigenschappen hebben wetmatig, elke keer en altijd onder dezelfde omstandigheden, dezelfde uitwerking (als dít…, dan dát…).
En hoe totaal anders van karakter zijn de geestelijke eigenschappen van de mens, zoals verstand, bewustzijn, persoonlijkheid, gevoelsleven, spiritualiteit, creativiteit, enz. De resultaten daarvan zijn ook nooit gedwongen of steeds gelijk, en evenmin afhankelijk van de vorm en toestand van ons lichaam en evenmin van de uiterlijke omstandigheden waarin we verkeren. Want hier is de vrije wil en de persoonlijke beleving van de betreffende mens bepalend.
En zoals gezegd: een dergelijke vrijheid komt in de gehele materiële wereld, in dit eindloze elementen-heelal, niet en nergens voor! Alles daarin is onderworpen aan vastomlijnde rotsvaste natuurwetten. Zoals gezegd: zelfs de zon in al haar majesteit kan geen millimeter van haar baan veranderen.
2) Omdat we zien dat alle materiële dingen een uiterlijke vorm hebben. En die vorm, groot, klein, rond, vierkant, gekleurd, bepaalt de eigenschappen van een ding. Een materieel ding kan geen twee verschillende vormen tegelijkertijd hebben, en als de eigenschappen van iets veranderen, verandert ook de uiterlijke vorm, en andersom.
Maar dat geldt totaal niet voor de geestelijke eigenschappen van de mens: wanneer iemand zijn vermogen tot rechtvaardig handelen vergroot, of meer liefde ontwikkelt, of geduldiger wordt, of vriendelijker en vredelievender, dan verandert daardoor zijn lichaam niet. Die eigenschappen nemen immers geen fysieke ruimte in. We kunnen die eigenschappen ook niet in een laboratorium meten, wegen of ontleden. Nee, die speciale eigenschappen hebben helemaal niks materieels.
3) Omdat die geestelijke mens-eigenschappen de materiële wereld omvatten en er bovenuit stijgen. Want kijk: wij mensen kunnen daarmee dingen maken die in de natuur niet voorkomen, zoals plastics, klokken, boeken, muziekinstrumenten, roestvast staal, internet, musea, LED-lampen en nog een paar miljoen andere dingen: kijk om u heen!
Het is belangrijk om dat helder voor ogen te krijgen: mensen kunnen blijkbaar, doordat zij de natuurwetten en – eigenschappen doorzíén en begrijpen, diezelfde natuur aanpassen en uitbreiden. Sterker nog: wij mensen kunnen dingen doen die regelrecht in strijd zijn met de wetten waaraan wij van nature zouden moeten gehoorzamen.
Want: wij kunnen dingen zien en horen die aan de andere kant van de wereld zijn, en we kunnen die beelden en geluiden naar believen bewaren en steeds opnieuw ‘afspelen’. Dat komt in de natuur niet voor, kàn niet voorkomen. Wij mensen vliegen door de lucht zonder veren, en leven onder water zonder kieuwen. Dat is allemaal volgens de natuurwetten niet mogelijk. Met alleen onze materiële eigenschappen zouden we nooit tot dit niveau kunnen komen. Dat is duidelijk.
Welk extra, bovennatuurlijk vermogen zit er dan in mensen (en alléén in mensen) waarmee wij die natuurwetten doorgronden en naar behoefte ombuigen en gebruiken?
Het is onze unieke, vrije menselijke geest, met als speerpunt: het verstand, die hiervoor verantwoordelijk is. Dáárdoor beschikken wij over vermogens die de wereld van de natuur óverzien en dóórzien. En daarom ook kunnen die vermogens geen deel van die natuur zijn. Want: hoe zou immers een deel eigenschappen kunnen hebben, die het geheel niet bezit?
Kortom: dat wat ons als mens uniek maakt: ons bewustzijn, ons verstand en al die andere kenmerkende menseigenschappen behoren niet tot de elementenwereld, passen niet in ons lichaam. Ze worden niet zichtbaar op een weegschaal of onder een microscoop of in een deeltjesversneller. Deze eigenschappen zijn niet materieel, niet lichamelijk, maar geestelijke eigenschappen.